Willem van Genugten is als architect verbonden aan ontwerpbureau Group A waar hij zich bezighoudt met duurzaamheid in zijn vak. Sinds een jaar of veertien fascineert dat onderwerp hem bovenmatig en we vragen hem dan ook hoe duurzaam ontwerpen een vlucht kan nemen in Nederland.
‘Ik heb jarenlang gewerkt voor Erick van Egeraat waar ik meehielp aan het opzetten van een bureau in Rusland. Een opdrachtgever stelde ons de vraag destijds: kunnen jullie het duurzaamste gebouw van Rusland bouwen? Dat vonden we mooi, maar tot die tijd had ik me nooit zo met dat onderwerp bezig gehouden. Ik zag het – net als veel collega-architecten – meer als een energieprobleem en iets waar anderen maar aan moesten werken. Door die opdracht in 2010 werkten wij samen met een aantal innovatieve Duitse en Hongaarse engineersbureaus en fabrikanten van lijmloze houtbouwsystemen en dat was echt een eyeopener voor mij. Steeds meer dacht ik na over hoe je duurzaamheid implementeert in ons vak. Worden de ontwerpen anders, leuker of duurder? Zo is het zaadje geplant en richtte ik mijn eigen bureau – BLUEROOM – op in Nederland met focus op duurzaamheid. Om deze kennis op grotere schaal toe te passen en daarmee meer impact te creëren heb ik aansluiting gezocht bij Group A waar we het Carbonlab initieerden. Vanuit deze denktank onderzoeken we hoe we de CO2-voetafdruk van onze projecten kunnen reduceren en klimaatpositief kunnen ontwerpen en bouwen.’
‘Er waren wel voorlopers zoals Paul de Ruiter en RAU die de weg vrijmaakten voor een peloton architecten zoals wij om de kennis in grote projecten toe te passen. Wij werken nu met Group A aan een aantal projecten met grote duurzaamheidsambities waar ik nog niet alles over kan vertellen. Ik vind eigenlijk dat je geen alibi meer hebt om te bouwen als je duurzaamheid geen onderdeel maakt van het project. Je kunt niet meer – business as usual – doorontwerpen. We moeten naar een gebouwde omgeving die ‘Paris Proof’ of beter is en anders is het onverantwoord.’
‘Gelukkig allebei. De wetenschap heeft vrij duidelijk bepaald dat die noodzaak er is en het leuke aan de opgave is dat wij vervolgens als architecten kunnen verbeelden hoe je dat aanpakt. Welke stedelijke modellen en gebouwtypes horen daarbij? Wij hebben net een groot project ingediend, voor een aanbesteding, dat Paris Proof is volgens de huidige CO2-budgetten van de Dutch Green Building Council. De vierkanter meter CO2-budgetten moeten echter nog verder naar beneden en dus moeten we tegen de tijd dat we een bouwaanvraag indienen al een stuk lager zitten. Het is dus belangrijk om continue na te denken over de eisen van de toekomst.’
‘Veel mensen om mij heen zeggen: we moeten het gewoon zelf doen. Daar ben ik het op zich mee eens, maar dan doet lang niet iedereen mee. Ik signaleer dat het in de praktijk helpt als de overheid duidelijke ambities stelt. Bij de aangehaalde aanbesteding krijg je bijvoorbeeld de meeste punten bij gebruik van materialen met lage CO2 uitstoot. Dat leert mij dat wetenschappelijk bepaalde grenzen geen onoverkomelijk probleem zijn voor de markt. Onder druk wordt alles vloeibaar en van mij mag het allemaal wat dwingender.’
‘We hebben een Parijs-akkoord en daar heeft de Dutch Green Building Council een doorvertaling van gemaakt voor de Nederlandse bouwsector. Dus je zou daar wetgeving van kunnen maken. Volgend op een hele reeks overleggen met de markt, durfde Minister De Jonge het niet aan om dat in te voeren. Het is juist nu nodig om niet teveel te gaan polderen maar de wetenschap leidend te maken als basis voor goed beleid. Natuurlijk zullen er hordes genomen moeten worden, maar wij kunnen dat aan als sector.’
‘Meer kennis over wat er mogelijk is, zou helpen. Wij zijn er bijvoorbeeld met hulp van betondeskundigen achter gekomen dat het duurzamer is als je beton op het juiste moment stort. Je kan bijvoorbeeld, als er dan toch beton moet worden toegepast, beter beton storten in de zomer want dan is de CO2 -uitstoot significant lager. Ook helpt het als je beton op vrijdag stort zodat je een langere uithardingstijd in het weekend hebt. Dat begint langzaam bekend te worden en je kan daar dus als ontwikkelaar iets mee, maar ook als sturende overheid. Een ander voorbeeld is dat je als opdrachtgevers en overheden de bodemgegevens deelt in de initiatieffase van een project. In een land als Nederland heeft de bestaande bodem immers veel effect op de fundering en dus op de CO2 uitstoot. Niet ieder type gebouw of verstedelijking kan overal zomaar. Wij hebben recent een project gehad waarbij de fundering tijdens het T.O. drie keer zo zwaar moest worden als aanvankelijk gedacht. Door de geotechnische gegevens vroeger in het proces beschikbaar te stellen, maak je de uitvraag voor een specifieke locatie potentieel veel duurzamer.’
‘Het is echt totaal aan het veranderen. Wat wij ons steeds meer realiseren is dat je echt integraal moet denken. Het gaat om de vragen: wat voor gebouwde leefomgeving wil je maken? Welke gebouwtypes horen daarbij? En hoe en waarmee bouw je die vervolgens? We zijn het de afgelopen decennia gewend geraakt om te maken wat we willen en dat de techniek dat allemaal faciliteert. Inzicht in de milieueffecten van dit denken en handelen maakt duidelijk: daar moeten we echt vanaf. We moeten veel meer meebewegen met de eisen die een locatie stelt en daarom hebben wij recent op eigen initiatief een Paris Proof bouwblok ontworpen. We kijken hoe ver we kunnen gaan met de kennis van vandaag en de materialen en systemen die nu op de markt zijn. Kunnen we zó’n duurzaam gebouw maken dat voldoet aan de CO2 budgetten van 2030? Tot onze grote vreugde kan dat als je integraal nadenkt over gebouwvorm, bouwsysteem, materiaaltoepassingen en reductie van technische installaties. Je moet meteen in de schetsfase naar alles kijken want in die fase worden met betrekking tot duurzaamheid de belangrijkste uitgangspunten vastgelegd. Na die schetsfase is er vaak geen goede weg terug.’
‘Bijvoorbeeld volledige biobased- en kalkhennepgevels en er zit een royale houten leefgalerij in die in de zomer voor zonwering zorgt en in de winter voor natuurlijke opwarming. Dat zijn eenvoudige en eeuwenoude principes; soms moet je even kijken hoe iets voor het modernisme werd gedaan.’
‘Ja. Vaak wordt duurzaamheid gezien als extra laag waardoor er financieel en creatief minder kan, maar het is aan de creatieve sector om te verbeelden waar de kansen liggen. Net als ieder vak verandert de architectuur continu en je moet dus steeds anticiperen op de vraag van de toekomst, en oplossingen creëren voor de opgave van vandaag en morgen. En ja, Paris Proof bouwen volgens de CO2 budgetten van 2030 kan, als je de locatie van het gebouw als uitgangspunt neemt. Samen met collega ontwerpers van De Urbanisten, HCVA en CITYFOERSTER hebben we hierover een tentoonstelling georganiseerd: ‘Hoe willen we bouwen M4H 2030’.
WAAR BEN JE HET MEESTE TROTS OP?
‘Op hoe we met het hele GROUP A team in relatief korte tijd het CARBONLAB tot een sterke denktank hebben opgetuigd en uitgebouwd. Onderzoek en toepassingen in projecten beginnen steeds meer samen te vallen. De onderzoeksvragen en resultaten delen we, samen met anderen die dezelfde missie hebben, op onze debatavonden Carbon Stories.’
WAT IS JE LIEVELINGSBOEK?
‘Moeilijk kiezen dus je krijgt er twee: ‘Ministry for the Future’ van Kim Stanley Robinson en ‘De uitvinder van de natuur’ van Andrea Wulf.’
WELKE SPORT BEOEFEN JE? EN HOEVEEL UUR PER WEEK?
‘Ik maak mezelf wijs dat ik iedere week twee keer naar de fitness ga.’
WAT IS JE FAVORIETE STAD IN DE WERELD?
‘Pff, moeilijk kiezen. Ik hou van metropolen en heb er erg veel gezien. Maar als ik echt moet kiezen: mijn oude woonplaats Moskou omdat het jaren mijn thuis was, en het een ontzettend dynamische metropool is. Hoe het er nu is, weet ik niet. Parijs omdat mijn vriend er woont en ik daardoor ik dus ook een beetje. En natuurlijk Rotterdam, Nederlands enige echte stad.’
HOE LAAT STA JE OP?
‘Tussen 6:00 en 6:30.’
HOE ZUINIG BEN JE OP JE LICHAAM?
‘Ik eet heel gezond en vrijwel vegetarisch, maar beweeg wat te weinig.’