Het architectenbureau Gortemaker Algra Feenstra bestaat volgend jaar 105 jaar. Partner en architect Femke Feenstra legt uit hoe het bureau steeds meer voor de zorgwereld aan de slag ging.
‘We doen meer dan alleen zorgvastgoed, maar het mooie aan die sector is de complexiteit – we houden van projecten waarin we onze tanden kunnen zetten en echt iets kunnen bijdragen.’
‘Complexiteit zit voor ons in allerlei aspecten: technische eisen, maar ook het werken met veel gebruikers, zoals patiënten en personeel. Zo kunnen eisen rondom een ‘gezond gebouw’ en de wensen van gebruikers het project veel complexer maken. Juist dat vinden wij het leukst: we zoeken naar slimme oplossingen voor uitdagende situaties. Dat betekent ook vaak werken vanuit een sociaal-maatschappelijke kant.’
‘Zeker, dat is echt essentieel in ons werk. Veel projecten beginnen met een lijst eisen van de opdrachtgever, maar die leggen we vaak even apart. We starten altijd met een gesprek over de dromen en wensen van de mensen die straks met en in het gebouw werken. In de praktijk betekent dat dat we het hele proces nauw samenwerken met de eindgebruikers: van workshops en het maken van collages tot samen door de ruimtes lopen zodra die er zijn. Op die manier komen we tot een ontwerp dat echt bij de gebruikers past.’
‘Absoluut! Een goed voorbeeld is een project waarin we eerst dachten dat alles om de patiënt moest draaien, maar gaandeweg ontdekten dat het personeel evenveel aandacht nodig heeft. Zo ontstond het idee om medewerkers op één te zetten: door betere looplijnen, goede voorzieningen en een aantrekkelijke werkomgeving te creëren, draag je indirect ook bij aan de zorg voor de patiënt. Op die manier laat je een ontwerp samen met de gebruikers groeien, en kom je tot inzichten die je als architect niet in je eentje zou ontdekken.’
‘Het vraagt vooral dat we flexibel en open-minded zijn. Als architect moet je een visie en ervaring meebrengen, maar tegelijk de ruimte bieden aan ideeën van de gebruikers. Vaak brengen wij kennis in vanuit eerdere projecten of internationale ervaringen. Zo blijven we leren en verbeteren we samen met de opdrachtgever en gebruikers het ontwerp.’
‘Precies. We doen bijvoorbeeld onderzoek naar reactivatie en hoorden steeds vaker dat patiënten na een ziekenhuisverblijf fysiek slechter naar huis gaan. Wij zijn toen gaan onderzoeken hoe een zorgomgeving kan bijdragen aan een sneller herstel. Denk aan een verpleegafdeling die eerder op een gemeenschappelijke ruimte lijkt, waarin patiënten zelf koffie kunnen zetten of even naar buiten kunnen. Zulke elementen maken dat mensen actiever worden en sneller herstellen. Dat is waar architectuur en zorg elkaar echt raken.’
‘Zeker. We begonnen met het idee van reactivatie-afdelingen ongeveer vijf jaar geleden en nu is het al bijna een standaardvraag van opdrachtgevers. We zien ook dat de zorgsector nu meer denkt in termen van ‘activeren’ in plaats van alleen verzorgen. Dat is een grote verandering en geeft aan dat je als architect een belangrijke invloed kunt hebben op hoe de zorg wordt ingericht.’
‘In de woonzorg zien we een grote behoefte om gemeenschapsgevoel te creëren. Ouderen willen vaak niet alleen wonen in een ouderencentrum, maar juist in een omgeving waar ook jongeren en gezinnen zijn. We merken dat er veel behoefte is aan gemengde woonvormen waar mensen elkaar kunnen ondersteunen. Alleen, dat blijkt vaak lastig om te organiseren, vooral door regelgeving en het ‘hokjesdenken’.’
‘Nou, bijvoorbeeld dat een woning vaak als ‘55-plus’ gelabeld is, waardoor daar geen jonge mensen mogen wonen. Dat is jammer, want juist een mix van leeftijden en leefstijlen kan een gemeenschap creëren waar mensen elkaar helpen. Jongeren kunnen ouderen ondersteunen met dingen als ICT, en ouderen kunnen op hun beurt een luisterend oor bieden aan jonge gezinnen. Maar helaas is de regelgeving nog niet altijd klaar voor dit soort mengvormen.’
‘Ik hoop dat we steeds meer richting gebouwen gaan die een actieve rol spelen in de gemeenschap. Zorggebouwen moeten een plek worden waar niet alleen zorg verleend wordt, maar waar mensen zich ook echt verbonden voelen. Een gebouw dat toegankelijk is voor verschillende generaties en dat bijdraagt aan de sociale cohesie. Daarmee zou je gebouwen creëren die veel meer zijn dan alleen een plek voor zorg.’
‘We moeten vooral kijken naar meer flexibiliteit in regelgeving en vergoedingen. De behoefte aan zorg verandert en we moeten gebouwen ontwerpen die mee kunnen bewegen met die ontwikkelingen. Denk bijvoorbeeld aan zorg op afstand, waarbij niet alles per se in een ziekenhuis hoeft plaats te vinden. Er zijn gelukkig al initiatieven, maar het zou mooi zijn als we daar meer snelheid in kunnen brengen.’