09 apr 2025 - Redactie VG Visie

VG Visie Daily #142: ‘We bouwen nu vooral om de woningnood op te lossen, niet om een leefbare samenleving voor 2050 te creëren’

Medio 2024 is voormalig Rijksadviseur Jannemarie de Jonge benoemd tot Ambassadeur van het Collectief Natuurinclusief, een publiek-private samenwerking. Samen met onder anderen Onno Dwars (CEO Ballast Nedam Development), die binnen bij Collectief Natuurinclusief domeinleider is voor de bouwsector, zet ze zich in om natuurinclusief bouwen als norm te positioneren. Een opgave die vraagt om visie, structuur, samenwerking én het doorbreken van hardnekkige aannames in het bouwproces.

Waar natuurinclusief bouwen lange tijd geassocieerd werd met groene gevels, nestkasten of insectenhotels als decoratieve toevoeging aan een ontwerp, is de benadering die De Jonge en Dwars voorstaan fundamenteler. ‘We moeten af van het idee dat natuur iets is dat je toevoegt áchteraf. Natuurinclusief denken begint met een houding, die neem je mee naar de tekentafel,’ zegt De Jonge. ‘Het uitgangspunt is dat je jezelf als mens onderdeel ziet van een groter ecosysteem. Dan ontwerp je gebouwen en gebieden niet óndanks, maar mét de natuur.’

Het collectief ‘Natuurinclusief’ verbindt overheden, marktpartijen, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties in tien sectoren, waaronder gezondheid, water, energie en dus ook de bouw. ‘De uitdaging zit niet alleen in techniek of ontwerp,’ zegt Dwars. ‘Het gaat om het op gang brengen van een systeemverandering, waarin natuurinclusieve keuzes vanzelfsprekend worden in beleid, financiering en uitvoering.’

Waarom nu? De urgente context

De urgentie van die verandering is inmiddels voelbaar in de hele sector. ‘We zitten niet voor niks nu met een bouwstop door stikstof,’ zegt De Jonge. ‘Maar dat is niet het échte probleem. De echte fout was dat we niet jaren eerder begonnen zijn met natuurinclusief denken. Dit is geen idealisme, maar keihard realisme. We lopen tegen de gevolgen van onze eigen kortzichtigheid aan.’

Ook klimaatverandering dwingt tot actie. De effecten van hittestress, wateroverlast en verlies aan biodiversiteit manifesteren zich steeds sterker in steden. ‘De gebouwde omgeving speelt een sleutelrol,’ aldus Dwars. ‘Niet alleen in de impact op klimaat en ecologie, maar ook in hoe mensen wonen, werken en gezond blijven. Elke ontwerpkeuze heeft een breed maatschappelijk gevolg.’

De businesscase voorbij het projectniveau

Een terugkerende hindernis bij natuurinclusief bouwen is de vermeende ‘onrendabele businesscase’. Dwars: ‘De waarde van natuurinclusieve maatregelen is evident. Woningen aan water of groen zijn tussen de 7 en 14 procent meer waard. Kantoren in groene omgevingen scoren beter op productiviteit en werknemerswelzijn. En gezondheidswinst door een betere leefomgeving vertaalt zich in lagere zorgkosten.’

Toch blijft de toepassing fragmentarisch, doordat kosten en baten zich over verschillende partijen en tijdslijnen verspreiden. ‘De ontwikkelaar betaalt, de werkgever plukt de gezondheidswinst, de verzekeraar ziet minder schadeclaims. Dat vraagt om een bredere kijk op waardecreatie,’ zegt De Jonge. ‘We moeten af van het rekenmodel dat alleen kijkt naar de initiële investering en terugverdientijd binnen één partij of exploitatie.’

Daarom werkt het collectief aan gecombineerde businesscases waarin ook maatschappelijke baten, vermeden zorgkosten, en lange termijnrisico’s worden meegenomen. ‘Die rekensommen zijn complexer, maar wel realistischer. En ze maken de voordelen van natuurinclusief bouwen veel zichtbaarder.’

Standaardisering als hefboom

Wat de opschaling van natuurinclusieve bouw vooral belemmert, is het gebrek aan eenduidigheid. ‘Iedere gemeente hanteert eigen definities, eigen eisen en eigen beoordelingskaders,’ zegt Dwars. ‘Dat maakt het voor ontwikkelaars moeilijk om processen te stroomlijnen of te leren van eerdere projecten. Elke keer is het opnieuw het wiel uitvinden.’

Daarom pleit hij voor standaardisatie — niet van bouwproducten, maar van processen, prestatie-eisen en toetsingskaders. ‘Net zoals we ooit energieprestatiecoëfficiënten hebben ingevoerd, kunnen we ook natuurinclusieve prestaties meetbaar maken. Bijvoorbeeld: hoeveel groenoppervlak per woning, hoeveel waterberging per hectare, of biodiversiteitsdoelen gekoppeld aan monitoring.’ Het collectief werkt aan een normenkader, in samenspraak met ministeries, marktpartijen en investeerders. ‘Zodra er een helder systeem is, wordt natuurinclusief bouwen makkelijker te financieren, te handhaven en op te schalen.’

Een toekomstvisie als kompas

Wat het debat vaak frustreert, is het korte termijn-denken dat nog steeds domineert in de ruimtelijke ordening. ‘We bouwen nu vooral om de woningnood op te lossen, niet om een leefbare samenleving voor 2050 te creëren,’ zegt De Jonge. ‘Maar zonder toekomstvisie nemen we verkeerde besluiten.’

Ze pleit voor ‘vérdenken’: het vermogen om nu al te ontwerpen voor de wereld die we willen. ‘Als je weet dat we naar 0 emissie, circulaire ketens en natuurherstel gaan, dan moet je dat nu al meenemen in je ontwerp. Anders bouw je wijken die over twintig jaar al achterhaald zijn.’ Een goed voorbeeld is de Cartesiusdriehoek in Utrecht, waar op een voormalig rangeerterrein een stadswijk wordt gebouwd zonder traditionele wegenstructuur, met veel onbebouwde ruimte en geïntegreerde natuur. ‘We bouwen daar meer dan 200 woningen per hectare, met 30% onverhard oppervlak en veel gevelgroen. Dat kán dus gewoon, als je het vooraf goed doordenkt,’ zegt Dwars.

De rol van regelgeving en financiële prikkels

Naast bewustwording en visie zijn ook systeemprikkels essentieel. ‘Vanuit Europa komt er stevige regelgeving aan,’ legt De Jonge uit. ‘De natuurherstelwet, bodemrichtlijnen, ESG-verplichtingen, al deze kaders gaan directe gevolgen hebben voor de bouwpraktijk.’ Ook de financiële sector beweegt mee. ‘Institutionele beleggers vragen steeds vaker om aantoonbare prestaties op het gebied van duurzaamheid en leefkwaliteit,’ zegt Dwars. ‘Zonder een zekere mate van natuurinclusiviteit kunnen projecten op termijn onfinancierbaar worden.’ Het collectief ontwikkelt daarom tools om prestaties inzichtelijk te maken. ‘We willen naar een systeem waarin je met een vinkje kunt aantonen dat je voldoet aan de eisen, net als bij energieprestaties. Dat maakt het eenvoudiger voor financiers, kopers en overheden.’

De belemmeringen van de omgekeerde bewijslast

Toch lijkt er ook weerstand. Volgens De Jonge worden natuurinclusieve voorstellen nog te vaak afgedaan als ‘idealistisch’. ‘Maar als je kijkt naar de risico’s van níet handelen — gezondheidsproblemen, schade door hittestress of overstromingen, stagnatie door stikstof — dan is het juist realistisch om nú te handelen.’ Een ander knelpunt is de omgekeerde bewijslast. ‘Voor veel bouwregels, zoals parkeernormen, wordt bijna nooit een wetenschappelijke onderbouwing gemaakt. We leggen in Nederland ook nog steeds asfalt zonder dat iemand wetenschappelijk bewijs wil zien dat het voor de volle 100% gezond voor ons is. Maar voor natuurinclusieve maatregelen wordt die wel continu gevraagd’ zegt Dwars. ‘We moeten in de basis gewoon af van het idee dat we pas iets mogen eisen als het onomstotelijk bewezen is, zo komen we helemaal nergens.’ Het collectief werkt aan monitoringstrajecten, zoals in Utrecht, om praktijkervaring te verzamelen en de effectiviteit van maatregelen te onderbouwen. ‘Dat moet leiden tot best practices én tot aanpassingen in regelgeving als dat nodig is. Het gaat dan om flexibel leren van de dingen die we doen, in plaats van alles op voorhand vastzetten en decennia blijven wachten op onderzoeken voordat we in actie komen en het gewoon te laat is.’

Samenwerking tussen domeinen

Een van de krachtigste elementen van het collectief Natuurinclusief is de samenwerking tussen domeinen. ‘We brengen mensen van gezondheid, waterbeheer, ruimtelijke ordening en bouw samen,” zegt De Jonge. ‘Want een gezonde wijk bouwen lukt alleen als je al die perspectieven meeneemt.’ Die integrale benadering is volgens haar cruciaal voor een houdbare toekomst. ‘Je kunt niet alleen bouwen voor woningnood, zonder rekening te houden met klimaat, gezondheid en ecologie. Alles hangt samen.’

Een nieuwe balans in ruimtegebruik

Tot slot raakt natuurinclusief bouwen aan het bredere debat over hoe we de schaarse ruimte in Nederland verdelen. ‘De tijd dat we landbouw, natuur, infrastructuur, recreatie en wonen los van elkaar konden plannen, is voorbij,’ stelt De Jonge. ‘We moeten toe naar een reconstructie waarin we functies combineren of slim transformeren.’ Dat betekent ook keuzes maken. ‘In sommige regio’s moet je duurzame melkveehouderij willen behouden vanwege landschap en recreatie, en elders juist inzetten op natuurinclusieve woningbouw. Maar die afwegingen kun je alleen maken als je integraal naar het geheel kijkt — met een visie voor minstens 2050.’

All rights reserved © 2025 Young Media