Willem van Winden, founder van REGENALYZE en lector ‘Urban Economic Innovation’ aan de Hogeschool van Amsterdam, bestudeert al jaren de ontwikkeling van steden. Zijn zorgen? Kunnen steden altijd maar blijven groeien zonder daarvoor de prijs te betalen? Volgens hem moeten we fundamenteel anders nadenken over groei, duurzaamheid en de rol van overheden. ‘De markt lost dit niet op. We hebben visie en regie nodig’.
‘Ik ben econoom, dus ik kijk altijd vanuit een economisch perspectief naar steden. Niet naar de economie in abstracte zin, maar echt naar wat er op straat gebeurt: waar wordt waarde gecreëerd, hoe verandert de manier waarop mensen werken, produceren en leven? In mijn carrière ben ik begonnen met onderzoek naar de kenniseconomie, waarin fysieke industrie werd vervangen door een economie van kantoren, netwerken, creativiteit. Dat vond ik fascinerend. Maar de laatste tien jaar is daar iets bijgekomen: het besef dat we niet eindeloos kunnen doorgroeien. Dat er ecologische grenzen zijn aan wat een stad – en de wereld – aankan. Sindsdien richt ik me meer op de duurzame stad: hoe combineren we economische ontwikkeling met sociale rechtvaardigheid en ecologische houdbaarheid?’
‘Het idee komt van Kate Raworth, met wie ik heb samengewerkt. De donut is een eenvoudig maar krachtig beeld. In het midden zie je de sociale ondergrens: mensen moeten kunnen leven met voldoende voedsel, zorg, huisvesting, onderwijs. Maar daarbuiten zit de ecologische bovengrens: we mogen de planeet niet overbelasten, bijvoorbeeld met CO2-uitstoot of overmatig gebruik van grondstoffen. De ideale economie bevindt zich tussen die twee grenzen, dus ín de donut. Veel arme landen blijven onder die sociale ondergrens hangen, maar rijke landen zoals Nederland overschrijden juist die ecologische grens. Wij hebben alles goed geregeld voor onze inwoners, maar stoten te veel uit, gebruiken te veel materiaal, jagen biodiversiteit de vernieling in. Dat moet anders.’
‘Ja, want steden zijn de plekken waar veel van die spanningen samenkomen. In steden wordt gebouwd, geconsumeerd, gewerkt – dat maakt ze bij uitstek geschikt om duurzame verandering te realiseren. Maar dat gebeurt nog veel te weinig. Neem de bouwsector: die is verantwoordelijk voor zo’n 40 procent van de wereldwijde CO2-uitstoot. Tegelijkertijd ligt er een enorme woningbouwopgave. Als we nu geen duurzame keuzes maken in hoe en waarmee we bouwen, dan versterken we juist de problemen die we willen oplossen.’
‘Er moet veel meer ingezet worden op circulair bouwen. Niet alles nieuw maken met virgin materials, maar kijken naar hergebruik, recycling, modulair bouwen. Beton is een mooi voorbeeld. Het is nu nog vaak goedkoper om nieuw beton te gebruiken dan om oud beton te recyclen. Maar dat is raar, want die oude materialen zijn er al, en er zijn technieken om er kwalitatief uitstekend nieuw beton van te maken. En er zijn zelfs bouwmethodes waarbij je hele elementen opnieuw kunt inzetten – balken, vloeren, wanden. Daar wordt nu gelukkig mee geëxperimenteerd, maar het gaat nog traag. Te traag.’
‘Omdat de markt niet vanzelf kiest voor duurzaamheid. Gerecyclede materialen zijn vaak duurder, bewerkelijker, en passen niet in de logica van maximale winst op korte termijn. En zolang er geen regelgeving is die dit afdwingt, blijven we doen wat we altijd deden. Daarom zeg ik: dit krijg je alleen voor elkaar met wetgeving. Bouwbedrijven moeten verplicht worden om een percentage hergebruikte materialen toe te passen. Dan ontstaat er pas vraag, innovatie, schaalvergroting. Dat is exact wat we ook hebben gezien bij duurzame energie: eerst was het duur, maar door subsidies, regelgeving en massa is het nu vaak zelfs goedkoper dan fossiel. Zo’n transitie moeten we ook met circulair bouwen realiseren.’
‘Die twee zijn nauw met elkaar verbonden. Als steden alleen voor de rijken zijn, ontstaat er sociale polarisatie, en dat ondermijnt de veerkracht van een stad. Je ziet het overal: Amsterdam, Londen, Stockholm – ze worden te duur voor middeninkomens. Gezinnen vertrekken, buurthuizen verdwijnen, de publieke ruimte wordt uitgehold. Dan krijg je een stad met yuppen aan de ene kant, sociale huur aan de andere, en toeristen erdoorheen. Dat is geen inclusieve stad meer. En ja, soms hoor je: duurzaam bouwen maakt alles nog duurder. Maar dan stel je de verkeerde vraag. De juiste vraag is: hoe zorgen we ervoor dat duurzaam bouwen óók sociaal inclusief is? Dat vraagt om regie.’
‘Omdat de stad daar al dertig jaar een zeer actief volkshuisvestingsbeleid voert. Er is een duidelijke verdeling: een deel van de woningvoorraad is voor lage inkomens, een deel voor de middenklasse, en een deel voor hogere inkomens. Dat wordt vastgelegd, gecontroleerd, en bouwers passen zich daarop aan. Daardoor is wonen er nog steeds betaalbaar en sociaal gemengd. Het is dus mogelijk, maar het vergt politieke wil, lange adem en visie.’
‘Nee, ik vind van niet. Er is veel versnippering. Elke nieuwe minister komt met zijn of haar eigen plannen. Er is geen consistente langetermijnstrategie. Dat is funest, ook voor de bouwsector zelf. Ik pleit voor een ‘Deltaplan voor de stad’: net zoals we dijken en waterbeheer collectief organiseren, moeten we dat ook met ruimte en woningbouw doen. Niet alleen in aantallen denken, maar ook in kwaliteit, sociale structuur en ecologie. Hoe willen we dat Nederland eruitziet in 2050? Dat gesprek wordt nog te weinig gevoerd.’
‘De markt doet wat ze moet doen: winst maken. Dat is geen moreel oordeel, dat is gewoon de logica van het systeem. Maar als overheid moet je dan kaders stellen. Je moet zeggen: dit zijn de spelregels, hier willen we naartoe, dit zijn de randvoorwaarden. Vervolgens laat je de markt daarbinnen innovatief zijn. Dat werkt het beste. Maar op dit moment zijn we nog te veel geneigd om die visie over te laten aan toevalligheden, of aan korte termijnbelangen. En dan krijg je dus dingen als datacenters van Amerikaanse bedrijven op onze schaarse groene stroom, of eindeloze logistieke dozen in Brabant. Dat is niet duurzaam, niet sociaal en ook niet slim.’
WAT IS HET BESTE ADVIES OOIT?
‘Vraag je altijd af wat echt belangrijk voor je is.’
WAAR BEN JE HET MEESTE TROTS OP?
‘De tool “Doughnut Design for Business” die ik samen met Kate Raworth en haar team heb ontwikkeld: een tool waarmee bedrijven kunnen werken met Donut economie als kompas.’
WELK BOEK IS JE ALTIJD BIJGEBLEVEN?
‘Triumph of the City van Edward Glaeser.’
WELKE FILM OF SERIE MAAKTE INDRUK?
‘Ik twijfel tussen Breaking Bad en Gomorra.’
WELKE SPORT DOE JE?
‘Triathlon.’
HOE LAAT STA JE OP?
‘5h45, maar alleen door de week!’
WAT IS JOUW FAVORIETE VAKANTIEBESTEMMING?
‘Frankrijk.’
WAT IS HET BESTE RESTAURANT?
‘Zeezout (Rotterdam).’
WIE IS JOUW VOORBEELD EN WAAROM?
‘Alexej Navalny: zijn overtuigingskracht en lef om op te staan tegen een kwaadaardig regime.’