Hoe blijft Leeuwarden aantrekkelijk voor inwoners en bezoekers in een tijd waarin steden steeds sneller veranderen? Hoe kan de Friese hoofdstad nieuwe woningen bouwen, economische kansen grijpen en klimaatverandering het hoofd bieden, zonder het eigen karakter te verliezen? Over die vragen spraken we drie betrokkenen die ieder vanuit een andere invalshoek naar de toekomst kijken: retailspecialist Paul Moers, architect Bauke Tuinstra en wethouder Hein de Haan.
De bekende architect Bauke Tuinstra, eigenaar van TWA Architecten, was een van de initiatiefnemers van het onderzoek ‘De compacte stad 2050’ van de architectencoöperatie GEAR, waarvan naast TWA ook Borren Staalenhoef Architecten en Inbo deel uitmaken. In dat plan wordt de groei van Leeuwarden gekoppeld aan een fundamentele koerswijziging: geen uitbreiding meer in het open landschap, maar vooral bouwen binnen de bestaande stad. Tuinstra werkte in dit onderzoek samen met Jacob Borren en Wouter Stoer. ‘Er is genoeg ruimte als je anders naar de stad kijkt,’ zegt Tuinstra. Het plan analyseert hoe barrières- ringwegen, brede radialen – wijken van elkaar scheiden en voorzieningen onder druk zetten. Door de auto minder centraal te stellen en langzaam verkeer prioriteit te geven, ontstaat ruimte voor nieuwe verbindingen en verblijfsplekken.
Bauke Tuinstra
Er is genoeg ruimte als je anders naar de stad kijkt
Tuinstra: ‘Mobiliteit is bepalend voor hoe de stad zich ontwikkelt. Alsje parkeerplaatsen en brede rijbanen omvormt tot groene routes, kun je buurten verbinden en tegelijkertijd de leefkwaliteit vergroten.’GEAR schetst drie hoofdroutes waarl- angs verdichting, vergroening en functiemenging elkaar versterken. In het noorden kan het gebied rond het Rengerspark en Bilgaard een stedelijke impuls krijgen, met nieuwe woningen en onderwijsvoorzieningen langs een groene fietsas. In het oosten liggen kansen rond de Potmarge en Tuinstra: ‘Mobiliteit is bepalend voor hoe de stad zich ontwikkelt. Alsje parkeerplaatsen en brede rijbanen omvormt tot groene routes, kun je buurten verbinden en tegelijkertijd de leefkwaliteit vergroten.’GEAR schetst drie hoofdroutes waarlangs verdichting, vergroening en functiemenging elkaar versterken. In het noorden kan het gebied rond het Rengerspark en Bilgaard een stedelijke impuls krijgen, met nieuwe woningen en onderwijsvoorzieningen langs een groene fietsas. In het oosten liggen kansen rond de Potmarge en bedrijventerrein De Hemrik: een gemengd stadsdeel waar wonen, werken en recreëren samenkomen. En in het zuiden kunnen Schrans, Oostergoweg en omliggende wijken veranderen in een netwerk van groene straten die de stad verbinden met de dorpen. ‘Het mooie is dat je zo ook de voorzieningen in die wijken een nieuwe basis geeft,’ zegt Tuinstra. ‘Scholen, buurthuizen, winkelcentra: ze hebben weer draagvlak als je de bevolkingsdichtheid verhoogt en aantrekkelijke routes maakt.
Hein de Haan
Tot 2040 hebben we tienduizend tot vijftienduizend extra woningen nodig
Voor wethouder wonen en ruimtelijke ontwikkeling Hein de Haan zijn de uitdagingen helder: woningbouw, duurzaamheid en sociale cohesie. ‘Tot 2040 hebben we tienduizend tot vijftienduizend extra woningen nodig,’ zegt hij. ‘Die willen we vooral binnen de stad realiseren, met respect voor het landschap.’ De Haan benadrukt dat het niet gaat om zoveel mogelijk bouwen, maar om de juiste plekken kiezen en kwaliteit toevoegen. ‘We willen wijken waar mensen elkaar ontmoeten, waar groen en water deel uitmaken van de leefomgeving.’ Hij noemt de drie sleutelwoorden die ook in het gemeentelijk beleid terugkomen: vergroenen, verwaarden en verbinden. ‘Vergroenen betekent meer bomen, parken enklimaatadaptatie. Verwaarden gaat over de energietransitie: warmtenetten, isolatie, duurzame nieuwbouw. En verbinden is zowel fysiek, met goede fietsroutes en openbaar vervoer, als sociaal: bewoners bij elkaar brengen.’ De Haan ziet de GEAR-visie als een waardevolle inspiratiebron. ‘Het plan laat zien dat je met bestaande ruimte veel kunt doen. Optoppen van gebouwen, restlocaties benutten, bedrijventerreinen transformeren: dat zijn allemaal kansen.’
Paul Moers
De stad heeft iets dat veel andere steden kwijt zijn: een mix van ketens, lokale ondernemers, cultuur en horeca
Paul Moers kent het speelveld van winkels en horeca als geen ander. Hij ziet hoe winkelgebieden in heel Nederland onder druk staan, maar prijst de veerkracht van Leeuwarden. ‘De stad heeft iets dat veel andere steden kwijt zijn: een mix van ketens, lokale ondernemers, cultuur en horeca,’ zegt hij. ‘Die combinatie, samen met de historische omgeving, geeft de binnen- stad een ziel.’ Volgens Moers is dat geen vanzelfsprekendheid. ‘Je moet voortdurend werken aan de aantrekkelijkheid. Een stad heeft een merk nodig, een verhaal dat richting geeft. Anders raak je versnipperd en verzand je in losse initiatieven.’ Hij vindt dat Leeuwarden iets scherper kan kiezen: waar wil de stad om bekendstaan?Is dat een plek om te shoppen, om cultuur te beleven, om te studeren, of alles tegelijk? ‘Zolang je dat niet benoemt, blijf je opportunistisch beleid voeren.’ Hij pleit ervoor om zorgvuldig met de aanloopstraten om te gaan. ‘Je hoeft niet alles om te bouwen tot horeca of appartementen. Sommige straten kun je heruitvinden met nichewinkels, ambachten of kleine werkplekken. En kijk vooral naar wat er boven de winkels gebeurt. Daar ligt vaak ruimte om te verdichten zonder dat je het straatbeeld aantast.’
‘Zo’n project zet niet alleen aan tot nadenken over natuur, het brengt ook mensen samen.’
Een rode draad in alle gesprekken is het belang van diversiteit in woonmilieus. Tuinstra wijst erop dat veel naoorlogse wijken inmiddels sterk vergrijsd zijn. ‘Ze waren ooit kinderrijke buurten, maar nu wonen er vooral oudere stellen of singles. Voorzieningen verdwijnen omdat het draagvlak wegvalt. Door nieuwe woningtypen toe te voegen, kun je die wijken weer gemengd en levendig maken.’ De Haan beaamt dat: ‘We moeten voorkomen dat mensen wegtrekken omdat ze in hun eigen wijk geen geschikte woning meer vinden. Door appartementen toe te voegen, maar ook gezinswoningen en betaalbare koop, zorg je dat mensen in hun buurt kunnen doorgroeien.’ Ook duurzaamheid is een kans. Nieuwe woningen worden energieneutraal gebouwd, bestaande huizen worden verduurzaamd. Warmtenetten en zonnepanelen moeten de stad toekomstbestendig maken.
Leeuwarden wil meer zijn dan een slaapstad. De Haan ziet economische kansen in sectoren die passen bij de regio: watertechnologie, circulaire landbouw, kennisontwikkeling. ‘We hebben hier de WaterCampus en andere internationale kennisinstituten. Als we die verbinden met startups en onderwijs, kunnen we een innovatief ecosysteem bouwen.’ Cultuur is een tweede pijler. Sinds ‘Culturele Hoofdstad 2018’ heeft de stad ontdekt hoe kunst en evenementen een motor kunnen zijn voor stedelijke vernieuwing. De Haan noemt de tijdelijke wandelende bossen van Bosk als voorbeeld. In 2022 wandelden er 100 dagen bomen door de stad (gedragen door mensen natuurlijk, red.) terwijl er van alles te doen was. ‘Zo’n project zet niet alleen aan tot nadenken over natuur, het brengt ook mensen samen.’ Moers ziet dat cultuur en retail elkaar kunnen versterken. ‘Een binnenstad waar altijd iets gebeurt, nodigt uit om te blijven hangen en om iets te besteden.’
Als je niets verandert, worden sommige wijken steeds meer eilanden
Een belangrijk thema in het GEAR-plan is mobiliteit. Leeuwarden is de afgelopen decennia ingericht op de auto, maar dat systeem knelt. De ringwegen en drukke radialen zorgen voor barrières. ‘Als je niets verandert, worden sommige wijken steeds meer eilanden,’ zegt Tuinstra. Het plan pleit voor het afwaarderen van verkeersaders, het aanleggen van parkeerhubs aan de rand en het creëren van groene routes voor fietsers en voetgangers. De Haan ziet dat als een kans om de openbare ruimte terug te geven aan bewoners. ‘Minder asfalt, meer verblijfskwaliteit. Straten kunnen weer plekken worden waar je elkaar tegenkomt.’ Ook Moers benadrukt dat een prettige loopomgeving essentieel is voor een levendig centrum.
Een ander speerpunt is het “verkleuren” van monofunctionele zones. De Hemrik en andere bedrijventerreinen bieden ruimte voor woningen, kantoren en recreatie, mits zorgvuldig ontwikkeld. Tuinstra: ‘Je hoeft niet alles in één keer om te gooien. Maar doorstap voor stap nieuwe functies toe te voegen, creëer je een stadsdeel waar mensen werken, wonen en ontspannen.’ Moers ziet parallellen met retailstrategieën. ‘Net zoals je een winkelstraat kunt herprogrammeren, kun je ook een bedrijventerrein langzaam laten meegroeien met de stad.’
Je kunt niet alles aan de markt overlaten alsje kwaliteit wilt borgen
Wat opvalt in de drie gesprekken, is hoe vaak samenwerking ter sprake komt. De Haan noemt de ervaring met Culturele Hoofdstad een bewijs dat publiek en privaat samen veel kunnen bereiken. Tuinstra wijst op de rol van woningcorporaties bij verdichting en renovatie. Moers pleit voor een actieve overheid die soms zelf vastgoed koopt om richting te geven. ‘Je kunt niet alles aan de markt overlaten als je kwaliteit wilt borgen.’
Wie de lijnen uit de gesprekken en plannen doortrekt, ziet Leeuwarden in 2050 als een stad die haar historische kern koestert maar zich tegelijk heeft vernieuwd. Aan de noordkant verbindt een groene fietsroute het centrum met Bilgaard en de dorpen verderop. In het oosten is de Potmarge uitgegroeid tot een parkachtige as waar mensen wonen, werken en varen. Ten zuiden van het Van Harinxmakanaal slingert een brede fietsverbinding langs de Schrans, waar winkels, woningen en bomen elkaar afwisselen. De binnenstad is autoluw, maar levendig: winkels, horeca en culturele plekken trekken bezoekers, terwijl boven de winkels mensen wonen. Op voormalige bedrijventerreinen zijn gemengde buurten ontstaan, met ateliers, waterplekken en kleine bedrijven.
Het is geen utopie, benadrukken de drie geïnterviewden, maar het resultaat van keuzes die vandaag al gemaakt kunnen worden. Daarom heeft de gemeente ook het initiatief genomen voor Atelier Stadsbouwmeester waar ateliermeesters elkaar afwisselen en nadenken over de stad. Verdichting, vergroening en verbinding vormen dus de rode draad. ‘Als we slim omgaan met ruimte en kwaliteit centraal stellen, kan Leeuwarden een van de fijnste steden van Nederland worden,’ zegt De Haan. Moers vat het nuchter samen: ‘Een stad is nooit af. Je moet blijven nadenken over waar je voor staat en hoe je dat vertaalt in beleid.’ Tuinstra besluit met een optimistische blik: ‘De kwaliteit van leven hier is nu al hoog. Met doordachte verdichting en sterke verbindingen kunnen we dat verder versterken. Het is vooral een kwestie van doen.’
Wethouder Hein de Haan wijst op wat hij de “Friese paradox” noemt: Leeuwarders hebben gemiddeld een lager inkomen dan inwoners van veel andere steden, maarscoren hoog op geluk en tevredenheid. ‘Dat heeft te maken met ruimte, betaalbaarheid, cultuur en gemeenschapszin,’ zegt hij. ‘Het is hier niet alleen een kwestie van wat je verdient, maar hoe je leeft.’
Ook Bauke Tuinstra ziet daarin een sleutel voor de toekomst. ‘Het welbevinden van mensen hangt hier samen met de schaal van de stad en de nabijheid van het ommeland. Je kunt in Leeuwarden wonen en toch binnen tien minuten in het groen zijn. Dat is goud waard, zeker in een tijd waarin grote steden steeds drukker en duurder worden.’
Voor beiden is het behoud van die balans een belangrijke toetssteen. Groei mag niet ten koste gaan van het gevoel van rust en verbondenheid. Verdichting moet daarom gepaard gaan met ruimte voor ontmoeting, groen en betaalbare woningen. ‘Als we de kwaliteit van het dagelijks leven bewaken, blijft de stad aantrekkelijk, ook als ze groter wordt,’ zegt De Haan.